Onrechtmatige bijstandsbesluiten, causaal verband en de schuldsaneringsregeling

 22 mei 2019 | Blog

De vraag of de burgerlijke rechter gebonden is aan de overwegingen van de bestuursrechter in een eerdere uitspraak is in de praktijk vaak voer voor discussie. Deze vraag speelt bijvoorbeeld in het kader van de beoordeling van het causaal verband tussen een onrechtmatig besluit en geleden schade. In een arrest van 17 mei 2019, over het causaal verband met onrechtmatige bijstandsbesluiten, schenkt de Hoge Raad klare wijn: de burgerlijke rechter is niet gebonden en moet het causaal verband zelfstandig beoordelen.

Wat was er gebeurd?
Het college had besloten tot intrekking en terugvordering van bijstand op de grond dat eiseres en haar ex-echtgenoot een gezamenlijke huishouding voerden. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) oordeelde echter dat hiervoor onvoldoende bewijs was, en vernietigde daarom het besluit op bezwaar. Ook het besluit in primo werd meteen herroepen. De onrechtmatigheid van deze besluiten stond daarmee vast. In de tussentijd was de rechtbank overgegaan tot tussentijdse beëindiging van de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling ten aanzien van eiseres. Volgens eiseres was dit niet gebeurd, indien de gemeente de onrechtmatige bijstandsbesluiten niet had genomen.

Het arrest van het hof
Het hof volgt eiseres hierin, en neemt causaal verband aan tussen de bijstandsbesluiten en de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling. Het hof verwerpt daarbij de stelling van de gemeente dat de regeling ook zou zijn beëindigd als de bijstandsbesluiten niet waren genomen. Volgens de gemeente lag namelijk mede aan de beëindiging ten grondslag dat eiseres niet had voldaan aan haar informatieplicht jegens de bewindvoerder, nu zij de bewindvoerder niet had geïnformeerd over de veelvuldige aanwezigheid in haar woning van haar ex-echtgenoot. Het hof overweegt echter (kort gezegd) dat de burgerlijke rechter moet uitgaan van het oordeel van de CRvB dat niet was komen vast te staan dat de ex-echtgenoot zijn hoofdverblijf in de woning van eiseres had.

Het arrest van de Hoge Raad
De Hoge Raad constateert twee fouten in de redenering van het hof. De belangrijkste fout is dat het hof zich gebonden heeft geacht aan het oordeel van de CRvB dat de gemeenschappelijke huishouding niet was bewezen. Het oordeel van de CRvB is alleen bindend voor zover het de rechtmatigheid van de bijstandsbesluiten betreft, maar daarbuiten niet. Bij de beoordeling van een geschilpunt dat niet de geldigheid van het besluit betreft, zoals het causaal verband, is de burgerlijke rechter niet gebonden aan de inhoudelijke overwegingen van de bestuursrechter. Het hof had het causaal verband derhalve zelfstandig moeten beoordelen, zonder daarbij doorslaggevende betekenis toe te kennen aan het oordeel van de CRvB in de bestuursrechtelijke procedure.

De les voor de praktijk is helder: de uitkomst van de bestuursrechtelijke procedure bepaalt alleen of het nemen van een besluit onrechtmatig was. Daarbuiten staat het de burgerlijke rechter vrij om de feiten anders te beoordelen dan zijn bestuursrechtelijke collega, en wel aan de hand van de stellingen die partijen in de civiele procedure hebben ingenomen. 

De vraag of de burgerlijke rechter gebonden is aan de overwegingen van de bestuursrechter in een eerdere uitspraak is in de praktijk vaak voer voor discussie. Deze vraag speelt bijvoorbeeld in het kader van de beoordeling van het causaal verband tussen een onrechtmatig besluit en geleden schade. In een arrest van 17 mei 2019, over het causaal verband met onrechtmatige bijstandsbesluiten, schenkt de Hoge Raad klare wijn: de burgerlijke rechter is niet gebonden en moet het causaal verband zelfstandig beoordelen.

Wat was er gebeurd?
Het college had besloten tot intrekking en terugvordering van bijstand op de grond dat eiseres en haar ex-echtgenoot een gezamenlijke huishouding voerden. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) oordeelde echter dat hiervoor onvoldoende bewijs was, en vernietigde daarom het besluit op bezwaar. Ook het besluit in primo werd meteen herroepen. De onrechtmatigheid van deze besluiten stond daarmee vast. In de tussentijd was de rechtbank overgegaan tot tussentijdse beëindiging van de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling ten aanzien van eiseres. Volgens eiseres was dit niet gebeurd, indien de gemeente de onrechtmatige bijstandsbesluiten niet had genomen.

Het arrest van het hof
Het hof volgt eiseres hierin, en neemt causaal verband aan tussen de bijstandsbesluiten en de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling. Het hof verwerpt daarbij de stelling van de gemeente dat de regeling ook zou zijn beëindigd als de bijstandsbesluiten niet waren genomen. Volgens de gemeente lag namelijk mede aan de beëindiging ten grondslag dat eiseres niet had voldaan aan haar informatieplicht jegens de bewindvoerder, nu zij de bewindvoerder niet had geïnformeerd over de veelvuldige aanwezigheid in haar woning van haar ex-echtgenoot. Het hof overweegt echter (kort gezegd) dat de burgerlijke rechter moet uitgaan van het oordeel van de CRvB dat niet was komen vast te staan dat de ex-echtgenoot zijn hoofdverblijf in de woning van eiseres had.

Het arrest van de Hoge Raad
De Hoge Raad constateert twee fouten in de redenering van het hof. De belangrijkste fout is dat het hof zich gebonden heeft geacht aan het oordeel van de CRvB dat de gemeenschappelijke huishouding niet was bewezen. Het oordeel van de CRvB is alleen bindend voor zover het de rechtmatigheid van de bijstandsbesluiten betreft, maar daarbuiten niet. Bij de beoordeling van een geschilpunt dat niet de geldigheid van het besluit betreft, zoals het causaal verband, is de burgerlijke rechter niet gebonden aan de inhoudelijke overwegingen van de bestuursrechter. Het hof had het causaal verband derhalve zelfstandig moeten beoordelen, zonder daarbij doorslaggevende betekenis toe te kennen aan het oordeel van de CRvB in de bestuursrechtelijke procedure.

De les voor de praktijk is helder: de uitkomst van de bestuursrechtelijke procedure bepaalt alleen of het nemen van een besluit onrechtmatig was. Daarbuiten staat het de burgerlijke rechter vrij om de feiten anders te beoordelen dan zijn bestuursrechtelijke collega, en wel aan de hand van de stellingen die partijen in de civiele procedure hebben ingenomen.