Hof van Justitie EU: werkgever mag hoofddoekverbod hanteren

 14 maart 2017 | Blog

Is het de werkgever toegestaan om het dragen van een hoofddoek op de werkvloer te verbieden? Medio 2016 heb ik reeds een blog gewijd aan deze immer beladen kwestie. Destijds was het nog wachten op de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Nu is het dan eindelijk zover.

Ontslag wegens dragen hoofddoek
Waar ging het ook alweer over? In deze kwestie draaide het om mevrouw Samira Achbita. Mevrouw Achbita, een moslima, was als receptioniste werkzaam bij de Belgische firma G4S Secure. Toen zij reeds drie jaar bij G4S werkte, wilde ze voortaan een hoofddoek op de werkvloer dragen. In het bedrijfsreglement van G4S was bepaald dat het de werknemers verboden is om op de werkvloer zichtbare tekenen te dragen van religieuze, politieke of filosofische aard. Daarmee wilde G4S neutraliteit tegenover haar klanten uitstralen. Omdat ze persisteerde in haar standpunt om een hoofddoek te dragen op het werk, werd mevrouw Achbita uiteindelijk ontslagen door G4S.

Directe of indirecte discriminatie
Het dragen van een hoofddoek geldt als een uiting van een geloofsovertuiging en wordt daarom beschermd door het beginsel van gelijke behandeling. Op basis van dit beginsel, in Nederland neergelegd in de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB), mag de werkgever geen direct en indirect onderscheid op grond van godsdienst maken.

Van direct onderscheid is sprake indien een persoon op een andere wijze wordt behandeld, of zou worden behandeld, dan een ander in een vergelijkbare situatie op grond van godsdienst. Direct onderscheid op grond van godsdienst is te allen tijde verboden. Men spreekt van indirect onderscheid indien een ogenschijnlijk neutrale bepaling, maatstaf of handelwijze personen met een bepaalde godsdienst in vergelijking met andere personen bijzonder treft. Indirect onderscheid op grond van godsdienst is enkel toegestaan als dit objectief wordt gerechtvaardigd door een legitiem doel en de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn.

Uitspraak Hof van Justitie EU
Is het verbieden van het dragen van een hoofddoek op de werkvloer directe dan wel indirecte discriminatie op grond van godsdienst? Waar de advocaat-generaal van het Hof EU zich al eerder had uitgelaten over deze vraag, heeft het Hof EU vandaag zelf de gewenste duidelijkheid verschaft.

Het Hof EU komt tot de conclusie dat het verbod om een hoofddoek te dragen op de werkvloer, welk verbod voortvloeit uit een interne regel die het zichtbaar dragen van enig religieus, politiek of filosofisch teken op het werk verbiedt, geen directe discriminatie op grond van godsdienst vormt. Deze regel behandelt alle werknemers namelijk op dezelfde wijze door hen op algemene wijze te verplichten zich neutraal te kleden.

Deze regel zou wel indirecte discriminatie kunnen opleveren, indien zou worden vastgesteld dat de daarin opgenomen ogenschijnlijk neutrale verplichting in feite tot gevolg heeft dat personen met een bepaalde godsdienst bijzonder worden benadeeld. Dergelijke indirecte discriminatie kan zoals gezegd worden gerechtvaardigd door een legitiem doel. Het nastreven van een werkgever van politieke, filosofische en religieuze neutraliteit in de relaties met klanten is mits de middelen om dat doel te bereiken passend en noodzakelijk zijn zo'n legitiem doel, aldus het Hof EU.

Conclusie
Volgens het Hof EU is het verbieden van een hoofddoek dus geen discriminatie: werkgevers mogen hun personeel verbieden een hoofddoek of een ander religieus symbool te dragen. De voorwaarde die het Hof EU hieraan verbindt is dat het verbod wel moet zijn gebaseerd op een bedrijfsreglement waarin is bepaald dat het op de werkvloer dragen van zichtbare tekenen van religieuze, politieke of filosofische aard niet is toegestaan.

Juridisch advies, bijstand van een advocaat of meer informatie?

Dit blog is geschreven door Joost Schunselaar, voorheen werkzaam bij AKD.

Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u contact opnemen met Jadeena Janssen.

Is het de werkgever toegestaan om het dragen van een hoofddoek op de werkvloer te verbieden? Medio 2016 heb ik reeds een blog gewijd aan deze immer beladen kwestie. Destijds was het nog wachten op de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Nu is het dan eindelijk zover.

Ontslag wegens dragen hoofddoek
Waar ging het ook alweer over? In deze kwestie draaide het om mevrouw Samira Achbita. Mevrouw Achbita, een moslima, was als receptioniste werkzaam bij de Belgische firma G4S Secure. Toen zij reeds drie jaar bij G4S werkte, wilde ze voortaan een hoofddoek op de werkvloer dragen. In het bedrijfsreglement van G4S was bepaald dat het de werknemers verboden is om op de werkvloer zichtbare tekenen te dragen van religieuze, politieke of filosofische aard. Daarmee wilde G4S neutraliteit tegenover haar klanten uitstralen. Omdat ze persisteerde in haar standpunt om een hoofddoek te dragen op het werk, werd mevrouw Achbita uiteindelijk ontslagen door G4S.

Directe of indirecte discriminatie
Het dragen van een hoofddoek geldt als een uiting van een geloofsovertuiging en wordt daarom beschermd door het beginsel van gelijke behandeling. Op basis van dit beginsel, in Nederland neergelegd in de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB), mag de werkgever geen direct en indirect onderscheid op grond van godsdienst maken.

Van direct onderscheid is sprake indien een persoon op een andere wijze wordt behandeld, of zou worden behandeld, dan een ander in een vergelijkbare situatie op grond van godsdienst. Direct onderscheid op grond van godsdienst is te allen tijde verboden. Men spreekt van indirect onderscheid indien een ogenschijnlijk neutrale bepaling, maatstaf of handelwijze personen met een bepaalde godsdienst in vergelijking met andere personen bijzonder treft. Indirect onderscheid op grond van godsdienst is enkel toegestaan als dit objectief wordt gerechtvaardigd door een legitiem doel en de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn.

Uitspraak Hof van Justitie EU
Is het verbieden van het dragen van een hoofddoek op de werkvloer directe dan wel indirecte discriminatie op grond van godsdienst? Waar de advocaat-generaal van het Hof EU zich al eerder had uitgelaten over deze vraag, heeft het Hof EU vandaag zelf de gewenste duidelijkheid verschaft.

Het Hof EU komt tot de conclusie dat het verbod om een hoofddoek te dragen op de werkvloer, welk verbod voortvloeit uit een interne regel die het zichtbaar dragen van enig religieus, politiek of filosofisch teken op het werk verbiedt, geen directe discriminatie op grond van godsdienst vormt. Deze regel behandelt alle werknemers namelijk op dezelfde wijze door hen op algemene wijze te verplichten zich neutraal te kleden.

Deze regel zou wel indirecte discriminatie kunnen opleveren, indien zou worden vastgesteld dat de daarin opgenomen ogenschijnlijk neutrale verplichting in feite tot gevolg heeft dat personen met een bepaalde godsdienst bijzonder worden benadeeld. Dergelijke indirecte discriminatie kan zoals gezegd worden gerechtvaardigd door een legitiem doel. Het nastreven van een werkgever van politieke, filosofische en religieuze neutraliteit in de relaties met klanten is mits de middelen om dat doel te bereiken passend en noodzakelijk zijn zo'n legitiem doel, aldus het Hof EU.

Conclusie
Volgens het Hof EU is het verbieden van een hoofddoek dus geen discriminatie: werkgevers mogen hun personeel verbieden een hoofddoek of een ander religieus symbool te dragen. De voorwaarde die het Hof EU hieraan verbindt is dat het verbod wel moet zijn gebaseerd op een bedrijfsreglement waarin is bepaald dat het op de werkvloer dragen van zichtbare tekenen van religieuze, politieke of filosofische aard niet is toegestaan.

Juridisch advies, bijstand van een advocaat of meer informatie?

Dit blog is geschreven door Joost Schunselaar, voorheen werkzaam bij AKD.

Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u contact opnemen met Jadeena Janssen.