De kruimelvergunning en het stedelijk ontwikkelingsproject: we zijn weer wat wijzer!

 8 augustus 2019 | Blog
 
Wanneer u te maken heeft met een stedelijk ontwikkelingsproject mag u geen gebruik maken van de kruimelvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan. Simple as that, zou u zeggen. Helaas is het begrip stedelijk ontwikkelingsproject op basis van het Besluit omgevingsrecht (hierna: het Bor) niet zo klip en klaar uit te leggen. Toch komen we iedere uitspraak weer een stapje dichterbij. In dit blog bespreek ik een recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak die een omgevingsvergunning beoordeelde voor een indoor trampoline- en soccerhal in Roermond (ECLI:NL:RVS:2019:2651). Hieruit is duidelijk geworden hoe de Afdeling invulling geeft aan aspecten als de aard en de omvang van de wijziging van de stedelijke ontwikkeling.
 
Hoe zat dit leerstuk ook alweer?
De toepasselijkheid van de kruimelgevallenregeling voor zover het betreft artikel 4 leden 9 (wijziging van het gebruik) en 11 (tijdelijk planologisch strijdig gebruik) bijlage II van het Bor wordt beperkt door artikel 5 lid 6 bijlage II van het Bor. Indien de betrokken activiteit staat vermeld in kolom 1 van onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit Milieueffectrapportage (hierna: het Besluit mer), dan zijn de leden 9 en 11 van artikel 4 bijlage II van het Bor niet van toepassing. Een activiteit in kolom 1 van onderdeel D waar vaak een beroep op wordt gedaan is die met nummer 11.2: de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen.
 
De situatie in Roermond
De omgevingsvergunning voorzag in de realisering van een indoor trampolinehal met een oppervlakte van ongeveer 1687 m² en een indoor soccerhal van ongeveer 1719 m². De vergunninghouder verwacht dat zowel de trampolinehal als de soccerhal jaarlijks ongeveer 30.000 bezoekers zullen trekken. Appellanten betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de trampolinehal en de soccerhal geen stedelijk ontwikkelingsproject zijn als bedoeld in categorie D 11.2, kolom 1, van de bijlage bij het Besluit mer. Om die reden had volgens appellanten de uitgebreide voorbereidingsprocedure als bedoeld in paragraaf 3.3 van de Wabo moeten worden toegepast.
 
Beoordelen naar de omstandigheden van het geval
Wanneer al dan niet sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject is moeilijk te duiden. In haar eerdere uitspraak van 18 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2414) heeft de Afdeling overwogen dat het antwoord op de vraag of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject afhangt van de concrete omstandigheden van het geval, waarbij onder meer aspecten als de aard en de omvang van de voorziene wijziging van de stedelijke ontwikkeling een rol spelen.

Zo beoordeelt de Afdeling de omgevingsvergunning in Roermond ook. Gelet op de aard en de omvang kan de wijziging van het gebruik hier niet worden aangemerkt als stedelijk ontwikkelingsproject, in het bijzonder om de volgende redenen:

  • De trampolinehal en de soccerhal worden gerealiseerd in bestaande bebouwing waardoor de functiewijziging niet gepaard gaat met een uitbreiding van bebouwing op de beide percelen.
  • De uitbreiding van de parkeerplaats vindt plaats op gronden waar ingevolge het bestemmingsplan reeds parkeerterreinen ten behoeve van volumineuze detailhandel zijn toegestaan.
  • Het beoogde gebruik als trampolinehal en soccerhal in planologisch opzicht verschilt niet zodanig van het volgens het bestemmingsplan toegestane gebruik van de percelen voor detailhandel, die ook door gebruikers werd bezocht, zij het gedurende andere openingstijden.

Meer helderheid is gewenst
Iedereen is dus weer wat wijzer. Zo weten zowel gemeenten als initiatiefnemers duidelijk welke voorbereidingsprocedure van toepassing is.  Meer helderheid over de invulling van het begrip stedelijk ontwikkelingsproject op basis van het Bor is echter gewenst. De rechtspraak kan een voorbeeld nemen aan de uitleg van het begrip stedelijke ontwikkeling uit artikel 1.1.1 onder i van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: het Bro), waarbij we via de jurisprudentie weten dat er vanaf 12 woningen of bij ruimtelijk beslag van meer dan 500 m² sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Zulke 'harde' getallen zullen ook bij het begrip stedelijk ontwikkelingsproject op basis van het Bor – zowel voor de particulier als voor de gemeente – voor veel duidelijkheid zorgen.

Juridisch advies of meer informatie?
Heeft u naar aanleiding van dit blog vragen? Neem dan contact op met Laura van Moorsel.

 
Wanneer u te maken heeft met een stedelijk ontwikkelingsproject mag u geen gebruik maken van de kruimelvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan. Simple as that, zou u zeggen. Helaas is het begrip stedelijk ontwikkelingsproject op basis van het Besluit omgevingsrecht (hierna: het Bor) niet zo klip en klaar uit te leggen. Toch komen we iedere uitspraak weer een stapje dichterbij. In dit blog bespreek ik een recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak die een omgevingsvergunning beoordeelde voor een indoor trampoline- en soccerhal in Roermond (ECLI:NL:RVS:2019:2651). Hieruit is duidelijk geworden hoe de Afdeling invulling geeft aan aspecten als de aard en de omvang van de wijziging van de stedelijke ontwikkeling.
 
Hoe zat dit leerstuk ook alweer?
De toepasselijkheid van de kruimelgevallenregeling voor zover het betreft artikel 4 leden 9 (wijziging van het gebruik) en 11 (tijdelijk planologisch strijdig gebruik) bijlage II van het Bor wordt beperkt door artikel 5 lid 6 bijlage II van het Bor. Indien de betrokken activiteit staat vermeld in kolom 1 van onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit Milieueffectrapportage (hierna: het Besluit mer), dan zijn de leden 9 en 11 van artikel 4 bijlage II van het Bor niet van toepassing. Een activiteit in kolom 1 van onderdeel D waar vaak een beroep op wordt gedaan is die met nummer 11.2: de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen.
 
De situatie in Roermond
De omgevingsvergunning voorzag in de realisering van een indoor trampolinehal met een oppervlakte van ongeveer 1687 m² en een indoor soccerhal van ongeveer 1719 m². De vergunninghouder verwacht dat zowel de trampolinehal als de soccerhal jaarlijks ongeveer 30.000 bezoekers zullen trekken. Appellanten betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de trampolinehal en de soccerhal geen stedelijk ontwikkelingsproject zijn als bedoeld in categorie D 11.2, kolom 1, van de bijlage bij het Besluit mer. Om die reden had volgens appellanten de uitgebreide voorbereidingsprocedure als bedoeld in paragraaf 3.3 van de Wabo moeten worden toegepast.
 
Beoordelen naar de omstandigheden van het geval
Wanneer al dan niet sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject is moeilijk te duiden. In haar eerdere uitspraak van 18 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2414) heeft de Afdeling overwogen dat het antwoord op de vraag of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject afhangt van de concrete omstandigheden van het geval, waarbij onder meer aspecten als de aard en de omvang van de voorziene wijziging van de stedelijke ontwikkeling een rol spelen.

Zo beoordeelt de Afdeling de omgevingsvergunning in Roermond ook. Gelet op de aard en de omvang kan de wijziging van het gebruik hier niet worden aangemerkt als stedelijk ontwikkelingsproject, in het bijzonder om de volgende redenen:

  • De trampolinehal en de soccerhal worden gerealiseerd in bestaande bebouwing waardoor de functiewijziging niet gepaard gaat met een uitbreiding van bebouwing op de beide percelen.
  • De uitbreiding van de parkeerplaats vindt plaats op gronden waar ingevolge het bestemmingsplan reeds parkeerterreinen ten behoeve van volumineuze detailhandel zijn toegestaan.
  • Het beoogde gebruik als trampolinehal en soccerhal in planologisch opzicht verschilt niet zodanig van het volgens het bestemmingsplan toegestane gebruik van de percelen voor detailhandel, die ook door gebruikers werd bezocht, zij het gedurende andere openingstijden.

Meer helderheid is gewenst
Iedereen is dus weer wat wijzer. Zo weten zowel gemeenten als initiatiefnemers duidelijk welke voorbereidingsprocedure van toepassing is.  Meer helderheid over de invulling van het begrip stedelijk ontwikkelingsproject op basis van het Bor is echter gewenst. De rechtspraak kan een voorbeeld nemen aan de uitleg van het begrip stedelijke ontwikkeling uit artikel 1.1.1 onder i van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: het Bro), waarbij we via de jurisprudentie weten dat er vanaf 12 woningen of bij ruimtelijk beslag van meer dan 500 m² sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Zulke 'harde' getallen zullen ook bij het begrip stedelijk ontwikkelingsproject op basis van het Bor – zowel voor de particulier als voor de gemeente – voor veel duidelijkheid zorgen.

Juridisch advies of meer informatie?
Heeft u naar aanleiding van dit blog vragen? Neem dan contact op met Laura van Moorsel.