De Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra); een logische stap

 20 juni 2018 | Blog

Met ingang van 1 januari 2020 staat de inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) gepland. Deze wet regelt dat de rechtspositie van ambtenaren zoveel mogelijk wordt gelijkgetrokken met die van werknemers in het bedrijfsleven. Op zich een logische stap wanneer men zich bedenkt dat er nooit een duidelijke rechtvaardigingsgrond aan de bijzondere rechtspositie van de ambtenaar ten grondslag heeft gelegen.

Oorsprong aparte status
In 1814 werd voor het eerst in de Grondwet opgenomen dat overheden regelingen voor hun medewerkers dienden op te stellen, aangezien zij werden betaald uit de staatskas. Gedurende de negentiende eeuw werd er vervolgens binnen het kader van de Nederlandse Juristen Vereniging (NJV) gediscussieerd over de reden voor een aparte status voor de ambtenaar. De legitimatie daarvoor zou volgens sommige juristen zijn gelegen in zijn taak, meer in het bijzonder in het feit dat hij overheidsgezag uitoefent.  Toen de wetgever in 1909 de wettelijke regeling op de arbeidsovereenkomst invoerde, was er nog steeds geen wettelijke regeling van de rechtspositie van de ambtenaar. Desondanks werden ambtenaren in afwachting van de Ambtenarenwet in 1909 reeds door de wetgever van het reguliere arbeidsovereenkomstenrecht uitgezonderd. De (huidige) Ambtenarenwet werd uiteindelijk pas in 1929 aangenomen.

Geen duidelijke rechtvaardiging
De werkingssfeer van de Ambtenarenwet wordt opvallend genoeg niet bepaald door de taak die de ambtenaar uitoefent, maar door het eenvoudige feit dat hij in openbare dienst is. Volgens vaste rechtspraak is sprake van een 'openbare dienst' als sprake is van (een bepaalde mate van) overheidsinvloed op de doelstelling, het (financieel en organisatorisch) beheer en het beleid van een organisatie. Door dit ruime criterium hebben veel overheidswerknemers een aparte juridische status gekregen, terwijl zij hetzelfde werk verrichten als gewone werknemers. Een rechtvaardiging voor dit onderscheid ontbrak in de meeste gevallen.

Een tendens naar meer gelijkheid
Het wekt dan ook geen verbazing dat de rechtspositie van de ambtenaar de afgelopen decennia al in zekere mate is toegegroeid naar die van de gewone werknemer. Zo zagen wij de volgende ontwikkelingen:

  • de Wet op de ondernemingsraden (WOR) wordt in 1995 ook van toepassing op ambtenaren;
  • het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) privatiseert in 1996;
  • het overheidspersoneel komt in 2001 onder de gewone werknemersverzekeringen (de Werkloosheidswet, de Ziektewet etc.) te vallen;
  • de Centrale Raad van Beroep (CRvB) zoekt in zijn jurisprudentie steeds meer aansluiting bij de rechtspraak van de civiele arbeidsrechter (bijvoorbeeld als het gaat om werkgeversaansprakelijkheid voor ongevallen, de invulling van het goed werkgeverschap en het vaststellen van een formule voor het berekenen van de ontslagvergoeding).

Omgekeerd hebben wij voorts met de invoering van de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) in 2015 meer in het bijzonder de invoering van het gesloten stelsel van ontslaggronden een beweging kunnen zien van het civiele arbeidsrecht richting het ambtenarenrecht. 

Opheffing laatste belangrijke verschillen
Er bestaan echter nog steeds belangrijke verschillen. Zo wordt de materiële rechtspositie van de ambtenaar nog altijd bepaald door centrale en decentrale arbeidsvoorwaardenreglementen en wordt zijn formele rechtpositie bepaald door de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De invoering van de Wnra zal deze verschillen ongedaan maken en deze alleen in stand laten waar het ambtenaren met een bijzondere overheidstaak betreft (denk aan medewerkers van politie en defensie, rechters en officieren van justitie en aan politieke ambtsdragers, zoals Kamerleden, burgemeesters en wethouders).

Kortom, tegen deze achtergrond beschouwd is de invoering van de Wnra een logische ontwikkeling.

Juridisch advies of meer informatie?
Heeft u vragen naar aanleiding van dit blog? Neem dan contact op met Gerdien van der Voet.

Met ingang van 1 januari 2020 staat de inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) gepland. Deze wet regelt dat de rechtspositie van ambtenaren zoveel mogelijk wordt gelijkgetrokken met die van werknemers in het bedrijfsleven. Op zich een logische stap wanneer men zich bedenkt dat er nooit een duidelijke rechtvaardigingsgrond aan de bijzondere rechtspositie van de ambtenaar ten grondslag heeft gelegen.

Oorsprong aparte status
In 1814 werd voor het eerst in de Grondwet opgenomen dat overheden regelingen voor hun medewerkers dienden op te stellen, aangezien zij werden betaald uit de staatskas. Gedurende de negentiende eeuw werd er vervolgens binnen het kader van de Nederlandse Juristen Vereniging (NJV) gediscussieerd over de reden voor een aparte status voor de ambtenaar. De legitimatie daarvoor zou volgens sommige juristen zijn gelegen in zijn taak, meer in het bijzonder in het feit dat hij overheidsgezag uitoefent.  Toen de wetgever in 1909 de wettelijke regeling op de arbeidsovereenkomst invoerde, was er nog steeds geen wettelijke regeling van de rechtspositie van de ambtenaar. Desondanks werden ambtenaren in afwachting van de Ambtenarenwet in 1909 reeds door de wetgever van het reguliere arbeidsovereenkomstenrecht uitgezonderd. De (huidige) Ambtenarenwet werd uiteindelijk pas in 1929 aangenomen.

Geen duidelijke rechtvaardiging
De werkingssfeer van de Ambtenarenwet wordt opvallend genoeg niet bepaald door de taak die de ambtenaar uitoefent, maar door het eenvoudige feit dat hij in openbare dienst is. Volgens vaste rechtspraak is sprake van een 'openbare dienst' als sprake is van (een bepaalde mate van) overheidsinvloed op de doelstelling, het (financieel en organisatorisch) beheer en het beleid van een organisatie. Door dit ruime criterium hebben veel overheidswerknemers een aparte juridische status gekregen, terwijl zij hetzelfde werk verrichten als gewone werknemers. Een rechtvaardiging voor dit onderscheid ontbrak in de meeste gevallen.

Een tendens naar meer gelijkheid
Het wekt dan ook geen verbazing dat de rechtspositie van de ambtenaar de afgelopen decennia al in zekere mate is toegegroeid naar die van de gewone werknemer. Zo zagen wij de volgende ontwikkelingen:

  • de Wet op de ondernemingsraden (WOR) wordt in 1995 ook van toepassing op ambtenaren;
  • het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) privatiseert in 1996;
  • het overheidspersoneel komt in 2001 onder de gewone werknemersverzekeringen (de Werkloosheidswet, de Ziektewet etc.) te vallen;
  • de Centrale Raad van Beroep (CRvB) zoekt in zijn jurisprudentie steeds meer aansluiting bij de rechtspraak van de civiele arbeidsrechter (bijvoorbeeld als het gaat om werkgeversaansprakelijkheid voor ongevallen, de invulling van het goed werkgeverschap en het vaststellen van een formule voor het berekenen van de ontslagvergoeding).

Omgekeerd hebben wij voorts met de invoering van de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) in 2015 meer in het bijzonder de invoering van het gesloten stelsel van ontslaggronden een beweging kunnen zien van het civiele arbeidsrecht richting het ambtenarenrecht. 

Opheffing laatste belangrijke verschillen
Er bestaan echter nog steeds belangrijke verschillen. Zo wordt de materiële rechtspositie van de ambtenaar nog altijd bepaald door centrale en decentrale arbeidsvoorwaardenreglementen en wordt zijn formele rechtpositie bepaald door de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De invoering van de Wnra zal deze verschillen ongedaan maken en deze alleen in stand laten waar het ambtenaren met een bijzondere overheidstaak betreft (denk aan medewerkers van politie en defensie, rechters en officieren van justitie en aan politieke ambtsdragers, zoals Kamerleden, burgemeesters en wethouders).

Kortom, tegen deze achtergrond beschouwd is de invoering van de Wnra een logische ontwikkeling.

Juridisch advies of meer informatie?
Heeft u vragen naar aanleiding van dit blog? Neem dan contact op met Gerdien van der Voet.