Bestuursaansprakelijkheid als aandachtspunt bij zorgfraude

 1 maart 2019 | Blog

Het blijft voor zorgverzekeraars en gemeenten een uitdaging om fraude door zorgaanbieders te bestrijden. Voor deze partijen in de zorg gloort een lichtpuntje aan de horizon: de bestuurdersaansprakelijkheid. De rechtspraak lijkt bestuursaansprakelijkheid in deze zaken steeds makkelijker aan te nemen als de fraude voldoende aannemelijk is gemaakt en is onderbouwd. De hoge drempel voor bestuurdersaansprakelijkheid wordt gehaald wanneer de bestuurder van een zorgaanbieder zijn elementaire kennis over het declareren van zorg onjuist gebruikt. De bestuurder die zich intensief en op detailniveau bezighoudt met de facturatie aan en betalingen door de Sociale Verzekeringsbank (de SVB), kan verantwoordelijk worden gehouden.

Fraude onder de Zorgverzekeringswet
Al jaren proberen zorgverzekeraars om frauderende zorgaanbieders via een civiele procedure veroordeeld te krijgen tot terugbetaling van ten onrechte vergoede declaraties. De zorgaanbieders hebben in deze gevallen zorg gedeclareerd die niet voor vergoeding in aanmerking komt op grond van de Zorgverzekeringswet. Het is voor zorgverzekeraars niet altijd eenvoudig om fraude aan te tonen. Als de fraude eenmaal vast komt te staan, dan lijkt de rechtspraak relatief snel aansprakelijkheid van de bestuurder aan te nemen. Dit was ook het geval in een arrest van het Hof Den Haag van juli 2018 over een frauderende zorgaanbieder onder de Zorgverzekeringswet.

Fraude onder de Wmo en Jeugdwet
Ook gemeenten hebben last van frauderende (zorg)aanbieders. Burgers kunnen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) en/of de Jeugdwet een persoonsgebonden budget aanvragen bij de gemeente. Vervolgens kunnen burgers zelf de benodigde zorg inkopen bij zorgaanbieders. Zorgaanbieders innen deze persoonsgebonden budgetten, maar kunnen daarmee frauderen door minder zorg te verlenen dan waarvoor het persoonsgebonden budget is verstrekt en dat op de facturen tot uitdrukking is gebracht.

Bestuurdersaansprakelijkheid
De drempel voor bestuurdersaansprakelijkheid is hoog. Alleen wanneer de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt treft is diegene daarvoor persoonlijk aansprakelijk. Zo verscheen in augustus 2018 een vonnis in een zaak waarbij een zorgaanbieder de administratie niet nauwkeurig had bijgehouden en niet alle werkzaamheden voldeden aan de vereisten uit de Wmo 2015. De gemeente had onvoldoende concreet aangevoerd waarom de bestuurder van die zorgaanbieder daarvoor een verwijt kan worden gemaakt. Een vordering jegens de bestuurder persoonlijk is dan ook afgewezen.

In een recent tussenvonnis van de rechtbank Gelderland was er ook sprake van een fraude: de geleverde zorg kwam voor een aantal cliënten niet overeen met de hoeveelheid zorg waarop zij volgens de Wmo 2015 recht hadden en die wel was gedeclareerd. De rechtbank is vooralsnog van oordeel dat de zorgaanbieder onzorgvuldig en opzettelijk onjuist bij de SVB heeft gedeclareerd, dat sprake is van fraude of ander misbruik waardoor de persoonsgebonden budgetten oneigenlijk zijn besteed. De rechtbank komt in vrij weinig woorden tot de conclusie dat de bestuurder aansprakelijk is.

Deze bestuurder hield zich volgens de gemeente als eisende partij intensief bezig met de bedrijfsvoering, wist van malversaties in het declaratiegedrag en was daarbij betrokken. Daarmee heeft de bestuurder bewerkstelligd of toegelaten dat de zorgaanbieder heeft gehandeld in strijd met haar wettelijke en contractuele verplichtingen. De gemeente heeft hiervoor het argument ontleend aan het arrest van het Hof Den Haag van juli 2018: van een zorgaanbieder mag worden verwacht dat hij over elementaire kennis beschikt over het declareren van zorg. Als een bestuurder verantwoordelijk is voor de financiën van de rechtspersoon, dan draagt hij zelfs een bijzondere verantwoordelijkheid voor een correcte wijze van declareren.

De rechtbank komt uiteindelijk tot het oordeel dat de gemeente hiervoor voldoende argumenten en bewijsmiddelen heeft aangedragen om aannemelijk te achten dat sprake is van fraude. De zorgaanbieder wordt nu in de gelegenheid gesteld om tegenbewijs te leveren.

Conclusie is dat de (indirect) bestuurder naast de rechtspersoon aansprakelijk kan zijn voor de door fraude ontstane schade bij de gemeente. Met deze uitspraken kunnen gemeenten zich beter wapenen in de strijd tegen frauderende zorgaanbieders in het sociaal domein. Heb bij fraude dus niet alleen oog voor de zorgaanbieder, maar ook voor de bestuurder(s) van die zorgaanbieder.

Het blijft voor zorgverzekeraars en gemeenten een uitdaging om fraude door zorgaanbieders te bestrijden. Voor deze partijen in de zorg gloort een lichtpuntje aan de horizon: de bestuurdersaansprakelijkheid. De rechtspraak lijkt bestuursaansprakelijkheid in deze zaken steeds makkelijker aan te nemen als de fraude voldoende aannemelijk is gemaakt en is onderbouwd. De hoge drempel voor bestuurdersaansprakelijkheid wordt gehaald wanneer de bestuurder van een zorgaanbieder zijn elementaire kennis over het declareren van zorg onjuist gebruikt. De bestuurder die zich intensief en op detailniveau bezighoudt met de facturatie aan en betalingen door de Sociale Verzekeringsbank (de SVB), kan verantwoordelijk worden gehouden.

Fraude onder de Zorgverzekeringswet
Al jaren proberen zorgverzekeraars om frauderende zorgaanbieders via een civiele procedure veroordeeld te krijgen tot terugbetaling van ten onrechte vergoede declaraties. De zorgaanbieders hebben in deze gevallen zorg gedeclareerd die niet voor vergoeding in aanmerking komt op grond van de Zorgverzekeringswet. Het is voor zorgverzekeraars niet altijd eenvoudig om fraude aan te tonen. Als de fraude eenmaal vast komt te staan, dan lijkt de rechtspraak relatief snel aansprakelijkheid van de bestuurder aan te nemen. Dit was ook het geval in een arrest van het Hof Den Haag van juli 2018 over een frauderende zorgaanbieder onder de Zorgverzekeringswet.

Fraude onder de Wmo en Jeugdwet
Ook gemeenten hebben last van frauderende (zorg)aanbieders. Burgers kunnen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) en/of de Jeugdwet een persoonsgebonden budget aanvragen bij de gemeente. Vervolgens kunnen burgers zelf de benodigde zorg inkopen bij zorgaanbieders. Zorgaanbieders innen deze persoonsgebonden budgetten, maar kunnen daarmee frauderen door minder zorg te verlenen dan waarvoor het persoonsgebonden budget is verstrekt en dat op de facturen tot uitdrukking is gebracht.

Bestuurdersaansprakelijkheid
De drempel voor bestuurdersaansprakelijkheid is hoog. Alleen wanneer de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt treft is diegene daarvoor persoonlijk aansprakelijk. Zo verscheen in augustus 2018 een vonnis in een zaak waarbij een zorgaanbieder de administratie niet nauwkeurig had bijgehouden en niet alle werkzaamheden voldeden aan de vereisten uit de Wmo 2015. De gemeente had onvoldoende concreet aangevoerd waarom de bestuurder van die zorgaanbieder daarvoor een verwijt kan worden gemaakt. Een vordering jegens de bestuurder persoonlijk is dan ook afgewezen.

In een recent tussenvonnis van de rechtbank Gelderland was er ook sprake van een fraude: de geleverde zorg kwam voor een aantal cliënten niet overeen met de hoeveelheid zorg waarop zij volgens de Wmo 2015 recht hadden en die wel was gedeclareerd. De rechtbank is vooralsnog van oordeel dat de zorgaanbieder onzorgvuldig en opzettelijk onjuist bij de SVB heeft gedeclareerd, dat sprake is van fraude of ander misbruik waardoor de persoonsgebonden budgetten oneigenlijk zijn besteed. De rechtbank komt in vrij weinig woorden tot de conclusie dat de bestuurder aansprakelijk is.

Deze bestuurder hield zich volgens de gemeente als eisende partij intensief bezig met de bedrijfsvoering, wist van malversaties in het declaratiegedrag en was daarbij betrokken. Daarmee heeft de bestuurder bewerkstelligd of toegelaten dat de zorgaanbieder heeft gehandeld in strijd met haar wettelijke en contractuele verplichtingen. De gemeente heeft hiervoor het argument ontleend aan het arrest van het Hof Den Haag van juli 2018: van een zorgaanbieder mag worden verwacht dat hij over elementaire kennis beschikt over het declareren van zorg. Als een bestuurder verantwoordelijk is voor de financiën van de rechtspersoon, dan draagt hij zelfs een bijzondere verantwoordelijkheid voor een correcte wijze van declareren.

De rechtbank komt uiteindelijk tot het oordeel dat de gemeente hiervoor voldoende argumenten en bewijsmiddelen heeft aangedragen om aannemelijk te achten dat sprake is van fraude. De zorgaanbieder wordt nu in de gelegenheid gesteld om tegenbewijs te leveren.

Conclusie is dat de (indirect) bestuurder naast de rechtspersoon aansprakelijk kan zijn voor de door fraude ontstane schade bij de gemeente. Met deze uitspraken kunnen gemeenten zich beter wapenen in de strijd tegen frauderende zorgaanbieders in het sociaal domein. Heb bij fraude dus niet alleen oog voor de zorgaanbieder, maar ook voor de bestuurder(s) van die zorgaanbieder.